Proloog

Pad blauw zucht en kijkt om zich heen. Het is donker. Hij is alleen en voelt zich ook alleen. Hoe anders was dat vroeger.

Hij weet het nog goed. 16 november 1991. Jeh (padden kunnen de 'r' niet goed uitspreken, dus Jer wordt Jeh) werd zes jaar en pad blauw maakte zijn entree. Op de Veldbloemweg. Nummertje 63. Iedereen was meteen weg van dit schattige kleine beertje met zijn fel blauwe hoed en mooie rode jas.

En elke nacht lekker slapen in het nekkie van Jeh. Somber bedenkt pad dat het alweer een hele poos geleden is dat hij daar de nacht heeft doorgebracht. Als hij al mee in bed mag, dan ligt hij ergens aan de rand, weggestopt onder het kussen of is hij ernaast gevallen.

Meer dan eens bracht hij de nacht door op de grond naast het bed. Maar vroeger was dat nooit erg. Hij zou toch altijd meteen weer opgeraapt worden zodra Jeh wakker werd en hem miste.

Ze waren onafscheidelijk, zeker die eerste jaren.

Maar soms was pad ook kwijt. Hij kon daar zelf niks aan doen. Hij heeft eens een hele avond in de plafonniere doorgebracht op de slaapkamer. Steeds als er iemand binnenkwam probeerde hij de lamp te laten bewegen zodat hij gezien en gered zou worden. Maar meer nog deed hij elke keer een schietgebedje dat de lamp niet aan zou gaan. Zijn zachte vacht zou heel warm worden en misschien wel in brand vliegen van de hete lamp.

Erger nog was het als Jeh ziek was. Ook dan was pad dichtbij. Maar die ene keer dat er over hem heen was gekotst was niet zo fijn. Hij stonk een uur in de wind en moest in de wasmachine. Rondjes draaien, rondjes draaien en nog meer rondjes. Hij werd er zelf misselijk van. Nat en koud ook. Helemaal tot bovenin zijn hoed.

Later kwamen er vriendjes bij. Pad geel was er ook ineens. Een beetje een domme pad was het. En nog een andere pad blauw en pad geel, een hele grote, maar die woonde bij Pee (spreek uit als peer alleen dan zonder de 'r' want die is te moeilijk).

Pee wilde ook graag eenzelfde pad blauw maar die waren niet te vinden. Hij was uniek en daarom was Pee een beetje jaloers. Pad werd verstopt. Vooral die episode in het kruidenkastje in de keuken kan pad zich nog goed herinneren. Wat stonk hij toen ze hem eindelijk gevonden hadden. Maar hij hoefde gelukkig niet opnieuw in de wasmachine.

Het was pas zo'n 10-15 jaar later dat er meisjes bleven slapen bij Jeh en dat hij niet meer in het nekkie kon kruipen in de nacht. Jeh had andere dingen te doen.

Pad geel werd zelfs verbannen naar de kast en heeft daar nog een poos gewoond. Bij de andere knuffels, zoals kikker.

Nog later emigreerde pad geel zelfs. En hij nam bovendien pad's rode jas mee. En laatst vertelde Jeh zelfs dat pad geel samen met de andere pad blauw op wereldreis was. Met een grote boot over de grote zee. Zouden ze zelfs terug gaan naar hun roots in de donkere wouden van Peru? In elk geval zouden ze het vast heel leuk hebben met elkaar.

Pad was een beetje jaloers en wilde eigenlijk ook wel eens op reis.

Zuchtend denkt pad blauw terug aan de tijd die nu ver achter hem ligt. Na bijna 30 jaar lijkt het einde langzaam gekomen te zijn. Er zit nauwelijks nog vulling in zijn lijf en zelfs zijn hoed is niet meer zo fel en wordt een beetje slap.

Hij draait zich nog maar eens om.

Beneden hoort hij de sleutel in het slot. Zal dat Jeh zijn? Hij hoort het brommen van zijn stem dus dat klopt. Is hij alleen? Dan is er misschien de kans dat hij nog eens een nachtje in het nekkie mag slapen. Maar nee, hij hoort ook een wat hogere stem. Het meisje van Jeh, denkt pad. Mijn kans is verkeken.

Stilletjes kruipt pad in zijn hoekje van het bed om even goed na te denken. Er moet toch een mogelijkheid zijn om hier uit te komen.

Dan schiet het hem te binnen. Jeh komt nog wel eens een beetje beschonken thuis. Als hij dan Jeh's telefoon te pakken kan krijgen...

Een plannetje ontvouwt zich in zijn brein. Hij is dan wel oud, maar zeker niet gek. Of versleten.