Een onverwacht telefoontje

Pad en pad zijn lekker op het strand. Het is prachtig weer en het was er gewoon weer eens tijd voor. Het was al lang geleden dat ze eens lekker samen naar het strand waren geweest.

Zie je ze daar liggen op hun strandstoeltjes? Ze gaan zo lekker spelen met de strandbal.

Pad geel vraag aan pad blauw of het misschien handig is om zich in te smeren. Pad blauw graaft in zijn tas en vind een flesje zonnebrand. Het is warm dus verstandig om in te smeren. Even later zijn beide padden lekker ingesmeerd en kan er zonder gevaar gezond worden.

's Middags maken de padden ook een zandkasteel. Het is lastig om te graven als je geen echte vingers hebt, maar met twee pootjes kan er wel een schepje vastgehouden worden. De andere pad haalt emmers water voor de slotgracht.

Pad blauw gaat ook nog even surfen.

Zie je hem daar blij bij z'n surfplank zitten. Het is heel moeilijk, maar pad heeft al goed geoefend en kan wel een stukje surfen. Maar natuurlijk valt hij een paar keer van de plank af.

Wanneer hij voor de derde keer in het water ligt, valt zijn oog op een drijvend stuk plastic. Het lijkt een beetje te schitteren. Terwijl hij zijn surfplank vasthoudt aan het touwtje, zwemt hij er snel naar toe. De nieuwsgierige pad wil graag weten wat daar drijft.

Even later heeft hij het te pakken, het blijkt een soort opblaasbare rubberboot te zijn. En er ligt een telefoontje op. Met spetters op het scherm, maar pad hoopt dat hij hem misschien toch aan kan doen.

Maar eerst naar de kant zwemmen en aan pad geel laten zien.

Pad geel denkt dat de telefoon ook aan het zonnen is. Hij snapt er duidelijk niet zo veel van dus daar heeft pad blauw niet veel aan. Hij moet het alleen doen. Hij drukt op de aan-knop en zowaar, er gaat een lampje aan. Het duurt wel even maar na een poosje is het toestel aangegaan.

Pad blauw schrikt zich een hoedje als hij ziet wat er op het scherm verschijnt. Snel roept hij pad geel erbij.

'Is dat onze vriend, pad blauw van Jeh?' Vraagt pad geel.

'Ik denk het wel', antwoordt pad blauw. Ze zijn het er snel over eens. De pad ziet er niet goed uit. En dat is nog zachtjes uitgedrukt.

'We moeten hem te hulp komen', zegt pad geel. Maar hoe dat dan moet weet hij niet.

Pad blauw bedenkt zich ineens. Misschien kunnen ze Jeh opbellen en hem vertellen dat het heel slecht gaat met pad. Maar helaas, de telefoon doet verder niks. Ze kunnen er niet mee bellen.

'Maar we moeten wat doen!', roept pad geel uit. En hij begint als een gek zijn spullen bij elkaar te zoeken. 'Kom pad blauw, we moeten snel naar huis om een plan te maken. We kunnen pad niet aan zijn lot over laten, toch?!'

Pad blauw is het daar helemaal mee eens. Ze gaan er snel van door.