De eerste poging

Na het bezoek bij de ouwe gele gaan de padden op weg naar huis. Daar kunnen ze dan beginnen met de zoektocht naar vulling voor pad blauw.

Thuis aangekomen hebben ze eerst nog wat anders te doen. De rode jas van pad moet opgestuurd worden. Dat doen ze met de paddenpost: stiekem stopt pad geel de jas in de tas van Pee. Ze hebben namelijk vernomen dat die op bezoek gaat bij Jeh en zo kan de jas de grote afstand overbruggen.

Ondertussen in Utrecht

Pad blauw heeft het koud. Hij is nog steeds helemaal bloot. Op zijn hoed na dan natuurlijk. Weliswaar heeft Jeh hem van de grond opgeraapt, maar hij heeft nog steeds niet mogen slapen in het nekkie. Pad heeft weinig hoop dat het nog goed gaat komen. Hij schaamt zich ook nogal voor zijn voorkomen. Zijn vulling is helemaal in zijn pootjes gezakt, net als zijn moed. Ook zijn hoed is slap. En het grote gat in zijn borst wil maar niet helen. Zo kan hij bijna niks meer. Zuchtend besluit pad zich nog maar eens om te draaien. Hij hupst over het kussen naar het uiterste hoekje van het bed. Daar zal hij toch niet in de weg liggen?

Dan gaat de bel. Pad schrikt wakker uit een fijne droom waarin hij weer helemaal heel was. Dan kijkt hij omlaag en beseft dat het inderdaad een droom was. Er is niks veranderd. Beneden aan de trap is er wat commotie. Pad kan het niet zien, maar hij denkt daar de stem van Pee te horen. Die heeft hij al zo lang niet meer gehoord dat hij eigenlijk niet weet of het wel zijn stem is. Maar toch is het zo. Jeh komt naar boven, gevolgd door Pee. Samen komen ze de slaapkamer binnen. 'Pad, ben je daar?' vraagt Jeh. Pad blijft stil. Pee hoeft hem zo niet te zien. Maar het is al te laat, Jeh pakt hem op en geeft hem aan Pee. Die schrikt zich een hoedje nu hij pad zo ziet. 'Arme pad, wat een klein vodje is het geworden. En wat is dit, zo'n grote scheur, hij valt bijna uit elkaar!' roept hij uit.

Dan gebeurt er iets wonderlijks. Pad ziet ineens zijn rode paddenjas in Jeh's hand. 'Is dat mijn jas, Jeh?' vraagt pad, en Jeh beaamt dat en doet de jas aan. Pad heeft het snel weer lekker warm en durft nu ook weer onder de dekens uit te komen. Hij gaat zelfs even mee naar beneden waar Pee en Jeh gezellig zitten te kletsen en een kopje thee drinken.

In Sittard zijn de padden begonnen aan de zoektocht naar vulling. Er is wel rijst in huis, maar dat is vrij hard spul. Na een kort overleg besluiten ze dat dat zo niet gaat. De rijst moet gekookt worden. Dat blijkt een hachelijke onderneming te zijn. De waterkoker is ontzettend groot en lomp en uiteraard niet geschikt voor padden pootjes. Als het water kookt is er een volgend probleem: het water moet in de pan, maar het is te zwaar. Uiteindelijk bedenken de padden samen een goed plan. Ze schenken het water vanaf het aanrecht in een boog naar beneden, waar ze eerder een pan hebben neergezet. Daarna takelen ze de pan water weer omhoog en zetten hem op het vuur. Dan is het wachten. De rijst moet vijftien minuten koken. Het lijkt wel uren te duren, maar uiteindelijk is het klaar.

De padden vinden de ovenwanten en pad geel denkt dat hij zijn hoofd in de opening moet stoppen. 'Zo lukt dat niet pad geel, kom er nou eens uit,' roept pad blauw. 'Als we allebei een handvat van de pan nemen moet het wel lukken.' En zo gezegd, zo gedaan. Even later is de rijst afgegoten. Ze gluren over de rand van de pan.

En ja hoor, zowel pad geel als pad blauw verliest zijn evenwicht en duikelt met het hoofd naar voren in de pan met rijst. En dat plakt. Ze klimmen uit de pan en spoelen zich even af. Maar de conclusie is duidelijk: dit gaat niet werken zo. De rijst is veel te plakkerig. 'Die ouwe gele ook met zijn ideeën,' moppert pad geel.

Buiten is het inmiddels donker geworden en de padden zijn moe van de hele rijst operatie. Tijd om naar bed te gaan, morgen is er weer een dag.

's Ochtends is de wereld wit. De sneeuw komt met bakken uit de hemel en waait door de straat. De padden hebben dit nog niet vaak gezien en staan een poosje voor het raam te kijken. Kinderen komen langs op de slee en maken sneeuwpoppen. Ze gooien sneeuwballen naar elkaar en hebben de grootste lol. Soms vallen ze ook in de sneeuw, maar het lijkt heel zacht te zijn. Dan valt het kwartje voor pad blauw. Misschien kunnen ze pad blauw wel vullen met sneeuw!

Ze gaan naar buiten om te kijken en halen handen vol met sneeuw naar binnen. Ze leggen de sneeuw in een schaaltje. Al snel is het eerste schaaltje vol. De sneeuw is inderdaad heel zacht, maar ook een beetje koud.

Een half uur later is de sneeuw echter gesmolten. Er staat in beide bakjes alleen nog maar een laagje water. De padden kijken elkaar verslagen aan. Rijst is te plakkerig. Sneeuw smelt. Wat voor vulling moeten ze dan gebruiken om pad mee op te lappen?

'Moeten we weer helemaal terug naar het berenbos,' vraagt pad geel? Pad blauw denkt er even over na. 'De ouwe gele wilde ons wel helpen, hij zou de berenraad op kunnen roepen.'

Plotseling horen ze een gek geluid. Een soort fluitend gepiep. De padden draaien zich om en kijken waar het geluid vandaan komt. Er volgt ook gebrom. Een lang en laag gebrom: 'brrrrrrrrrrrrrrr.' De padden vinden het een angstaanjagend geluid. Pad geel springt gauw onder de bank. Pad blauw denkt er eens even over na en klimt bovenop de bank. Vandaar heeft hij ineens zicht op een grote bak met zaagsel. Er zitten twee cavia's in die druk om hun aandacht roepen. Met gepiep, gefluit en gebrom. Zou het veilig zijn om met ze te praten? En hoe kunnen we ze dan verstaan? denkt pad. Hij roept naar pad geel dat er niks gevaarlijks is en dat hij uit zijn schuilplaats tevoorschijn kan komen. Als pad geel ook op de bank is geklommen, wijst pad blauw de cavia's aan. 'Misschien kunnen zij ons helpen?'