De padden zijn weer terug in het huisje van de ouwe gele. 'Wat een boel dieren zeg zaten daar,' roept pad geel uit. 'Misschien wil ik hier later ook wel komen wonen. Zo leuk is het niet bij Pee, ik zit altijd maar op het randje van het bed.' Pad blauw valt hem bij. 'Ja, het is hartstikke saai daar op dat randje. Bovendien val ik er wel eens bijna af, het is hartstikke hoog.' De ouwe gele ziet het met een glimlach aan. 'Tja, jongens, zo gaat dat. Baasjes worden ouder en dan hebben ze andere zaken aan hun hoofd. Daarom ben ik toen ook verhuisd. Ik heb het hier heerlijk naar mijn zin en ik denk dat jullie hier ook wel zouden passen!'
De rest van de avond praatten ze gezellig na over de berenraad. De ouwe gele vertelde hoe hij in het berenbos terecht kwam. Bij aankomst was hij daar helemaal in zijn eentje en kende er niemand. Met zoveel dieren was dat best intimiderend. Gelukkig kwam hij Poeh beer tegen. Die kende hij wel. Poeh nam hem in huis en leerde hem het leven in het bos. 'Dat was wel even wennen hoor, heel anders dan bij een baasje zoals Pee.' Na een poosje vond de ouwe gele, die toen nog niet zo oud was, het welletjes bij Poeh en zocht een huisje voor zichzelf. 'Ik kon eerst niets vinden. Alle bomen waren al bewoond, wist je dat er hier ontzettend veel eekhoorns wonen?' Pad geel dacht terug aan de wandeling naar de berenraad en het geritsel in de bomen boven zijn hoofd. 'Ik heb heel veel eekhoorns gehoord, lopen die ook wel eens over de grond?' De ouwe gele schudde zijn hoofd. 'Nee, daar is het te gevaarlijk voor ze.' Hij ging verder met zijn verhaal en vertelde de padden, die inmiddels bij de open haard waren gaan zitten omdat de avond was gevallen, dat hij op een middag deze open plek vond. Er was niemand en er stond een vervallen hutje in het midden. 'Dat heb ik toen opgeknapt. Later heb ik de tuin aangelegd en ben ik mijn groente en kruiden gaan verkopen.' Inmiddels kent de ouwe gele het halve bos: ze komen allemaal bij hem langs voor verse groente.
Pad blauw gaapt en kijkt opzij. Pad geel is tegen zijn schouder aan in slaap gevallen. De ouwe gele ziet het en biedt hen zijn bed aan. 'Ik slaap wel op de grond joh, dat ben ik nog wel gewend van bij Pee thuis vroeger.' Het duurde niet lang of de padden sliepen, ze hadden nog net hun jas uitgedaan voor ze onder de wol zijn gekropen.
's Ochtends was pad geel alweer vroeg wakker. Hij kon niet wachten om naar huis te gaan om te zoeken naar de vulwol. Hij schudt pad blauw wakker en roept ook de ouwe gele. Die bleek al lang op te zijn en stond in de tuin te schoffelen. 'Zijn jullie daar eindelijk, ouwe uitslapers,' moppert hij. Maar dan lacht hij naar de kleinere padden en ze ontbeten samen. De ouwe gele zwaaide de padden uit die zich hupsend naar de bosrand bewogen.
De terugweg naar huis verliep zonder noemenswaardige gebeurtenissen. Pas thuis werd het spannend. De padden waren nog niet binnen of ze hoorden een hard gekef. Daarna zacht gepiep en gefluit. 'Wat zou dat zijn,' denkt pad blauw hardop. 'Ik hoor Baerke,' roept pad geel en hij nam het voortouw en ging naar binnen. Er bleek een flinke tekkel voor de cavia kooi te zitten die hard blaffend tekeerging. De cavia's waren doodsbenauwd en renden heen en weer door hun hok. Ze konden nergens heen. Pad geel rende op de tekkel af, maakt zich groot en riep 'hé, normaal doen jij, dat zijn onze vrienden!' De tekkel draaide zich om en was afgeleid. Pad blauw was ook dichter bij gekomen, maar maakte nu een omtrekkende beweging zodat hij achter de tekkel stond. Die had hem nog niet gezien, maar blafte nu naar pad geel. Pad geel deed angstig een stapje achteruit. Op het moment dat de tekkel op hem af wilde springen, zette pad blauw zich af en landde op de rug van de tekkel. Snel schoof hij naar voren over de lange rug tot hij vlak achter de kop zat. Hier kon de tekkel hem niet bijten. Hij voelde pad blauw echter wel op zijn rug zitten en gromde en grauwde. Pad blauw toetert in zijn oor: 'ho ho ho, dat is mijn vriend pad geel, rustig aan.' Dat leek te werken en de tekkel kwam tot rust. Misschien kwam het doordat pad blauw nogal hard aan zijn oren trok. 'Kom gauw pad geel, klim achter me op zijn rug.' Pad geel liet zich dat geen twee keer zeggen en met een flinke sprong zat ook hij op de tekkel. 'Handig dat ie zo'n lange rug heeft!' riep hij naar pad blauw.
'En nu?' vroeg hij daarna. Dat wist pad blauw ook niet zo goed, maar de tekkel rook de aarzeling en ging ervandoor. 'Houd je vast,' wist pad blauw nog te roepen. In doldwaze vaart rende de tekkel rond in een poging zich te bevrijden van zijn twee berijders. Die hielden zich goed vast. Pad blauw nog steeds aan de oren van de tekkel terwijl pad geel zijn pootjes om pad blauw geslagen had. Ineens ging de tekkel de andere kant op, rende door de gang, de trap op, helemaal naar de zolder. De padden hadden geen keus, ze gingen mee. Helemaal boven op zolder rende de tekkel verder. Plotseling was er een harde klap en was het stil. En donker.
Veel later kwam pad blauw overeind. het was bijna helemaal donker op de zolder. Hij schudde zijn hoofd. 'Oef,' zucht hij. Langzaam kwamen de herinneringen van de wilde rit achter op de tekkel weer boven. Vlug kijkt hij of de tekkel er nog is, maar er is geen spoor te bekennen. Er hangt wel een stuk hout een stukje boven zijn hoofd. Pad blauw vermoedt dat ze daar tegen aan zijn gestoten en toen van de tekkel afgevlogen zijn. Hij keek om zich heen of pad geel er ook is. Die was nog buiten westen naast hem. Hij prikte hem in zijn buik en pad geel piepte een beetje. 'Gaat het pad geel?'
'Dat zie je toch zelf wel,' bromt deze, 'het gaat voor geen meter, ik heb barstende koppijn.' Ook hij keek om zich heen. 'Waar zijn we eigenlijk en wat is er gebeurt?' Pad blauw gaf geen antwoord maar stond met open mond te kijken. Het laatste licht van de dag scheen door het raam naar binnen en viel precies op het logeerbed dat daar stond. Er lagen zeker tien kussens op het bed. Het was nogal een slordige boel, blijkbaar werd het logeerbed als een soort opslagplaats voor kussens gebruikt. Een van de kussens was zelfs half opengescheurd er bulkte een flinke pluk vulling uit. 'Kijk, zie je dat,' fluisterde hij. 'Vulwol.' Pad geel zag het ook. 'Dat ziet er aardig zuiver uit vind je niet?' En hij wankelde in de richting van het bed. 'Hoe komen we erop?' Dat was de crux inderdaad. De padden zijn natuurlijk veel te klein om op het bed te gaan zitten: het bed was wel vijf of zes padden hoog. Pad geel stelde voor om een pootje te geven, maar pad blauw verwierp dat idee onmiddellijk. 'Dat halen we nooit,' zei hij. 'Maar misschien kunnen we hier iets mee?' en hij wees naar een leeg flesje bier dat verderop op de grond stond. Tezamen met een flinke lat hout die ze ook vonden op de zolder maakten ze een soort provisorische wip: het flesje op zijn kant en de lat hout erover heen. 'Kijk pad geel, als jij nu daar op dat tafeltje klimt en dan hierop springt, dan vlieg ik zo het bed op,' legde hij uit. Pad geel snapte het niet helemaal, maar ergens opklimmen en vanaf springen vond hij wel leuk. 'Zelfs met een beetje koppijn kan ik dat nog wel,' zei hij stoer. Hij klimt op het tafeltje en springt er meteen weer af. Pad blauw was nog niet helemaal klaar en vloog de verkeerde kant op. 'Pfff, zullen we het even in overleg doen?' en bij zichzelf vroeg hij zich nog maar eens af waarom hij met zo'n domme pad zat opgescheept. Maar ja, in zijn eentje zou het niet lukken dus het moet maar. Pad geel is voor de tweede keer op het tafeltje geklommen en wachtte nu even tot pad blauw klaarstond. Ze telden tot drie en hij sprong weer omlaag. De andere kant van de wip vloog omhoog en daar ging pad blauw. Met een prachtige salto kwam hij op het logeerbed terecht. Snel liep hij op zijn doel af en klom in het open kussen.
Na een paar stappen zat hij al helemaal tussen de vulling en kon hij geen hand voor ogen meer zien. Hij riep naar pad geel. 'Help, ik zie niks.' Pad geel was wat naar achter gelopen zodat hij kon zien wat er gebeurde. 'Gewoon naar achteren pad blauw,' adviseerde hij vanaf de zijlijn. Het was een goed advies. Pad blauw kwam achteruit, met zijn kont eerst, uit het kussen. In zijn pootjes had hij handen vol vulling. 'Maar is het wel zuiver?' roept pad geel. Pad blauw verzekerde hem dat het heel zuiver rook. En het was ook lekker zacht. Hij gooide de vulling naar beneden. Pad geel dacht even dat het sneeuwde. Voorzichtig liet pad blauw zich van het bed zakken. Toen beide padden weer op de grond stonden, probeerden ze de vulling uit. Eerst leek het goed spul te zijn, maar als snel kwamen ze erachter dat de kussen vulling te grof was. Je moet je wel bedenken dat pad blauw van Jeh een heel klein beertje is, dus daar moet hele fijne vulling in. Door alle commotie op de zolder, de invallende duisternis en de door elkaar gehusselde hersentjes van de padden, zagen ze dat pas na een tijdje in. Teleurgesteld gingen ze op weg naar beneden.